Eind 2011 deed de Geschillencommissie van het KiFiD een interessante uitspraak (nr 242; 10 oktober 2011) in een zaak van een door mij bijgestane belegger tegen vermogensmanager Schretlen & Co.
Een ex-ondernemer (geboren: 1948) liet het vermogen van zijn pensioenvennootschap, holding BV (met daarin het grootste deel van de verkoopopbrengst van bedrijf) en zijn privé-vermogen vanaf 2004 door Schretlen & Co beheren. Hij koos hierbij voor een ‘defensief’ profiel voor de vennootschappen en een ‘neutraal’ profiel voor zijn privé-portefeuille.
Vooral vanaf 2008 begonnen de portefeuillewaarden fors te dalen. In november 2008 gaf de belegger opdracht het vermogensbeheer te stoppen en diende hij een klacht in voor de tot dan toe geleden schade. De schade viel moeilijk vast te stellen, omdat een aantal producten niet te verkopen waren. Deze bleken illiquide.
Nadat de Ombudsman van het KiFiD de klacht eerst had afgewezen, kwam de GC tot een andere conclusie en kende deze (deels) toe. De kern van de uitspraak komt, kortgezegd, op het volgende neer.
In aanvang had de vermogensbeheerder prudente portefeuilles samengesteld bestaande uit conventionele (Staats)obligaties, vastgoed- en aandelenfondsen. Nadat de beheerder op zijn rapportage een nieuwe ‘asset class’ had opgenomen, te weten ‘alternatieve beleggingen’, werden de portefeuilles in toenemende mate samengesteld uit perpetuele leningen, hedge funds, CDO’ s en asset backed leningen, steepeners en andersoortige gestructureerde (garantie) producten.
De GC stelt dat deze producten, die men categoriseert als ‘samengestelde beleggingsvormen’, omdat deze beleggingsvormen het onderscheid tussen zakelijke en vastrentende waarden hebben doen vervagen, om uiteenlopende redenen een geschikt middel kunnen zijn om efficiënter gebruik te maken van koersbewegingen of ontwikkelingen op kapitaalmarkten. Daarom kunnen dergelijke samengestelde beleggingsvormen, onder strikte voorwaarden, worden opgenomen in een beheerde portefeuille van een niet-professionele belegger.
Strikte voorwaarden, als dergelijke producten voor hun rendement afhankelijk zijn van factoren die aan snelle verandering onderhevig kunnen zijn, zoals rentestanden, aandelenkoersen, bedrijfswinsten e.d. Hierdoor kan de waarde van dergelijke beleggingsvormen grote schommelingen vertonen. Deze eigenschap maakt zulke beleggingen juist weer minder geschikt voor een belegger die dergelijke risico’s wenst te vermijden, mede omdat de mogelijkheid om elk gewenst moment te verkopen bij zulke beleggingen beperkt kan zijn.
De Commissie stelt dat dergelijke beleggingen toch in een (defensieve) portefeuille mogen worden opgenomen, zelfs in relatief hoge mate, indien de informatieverstrekking aan de belegger op de bijzondere kenmerken van deze samengestelde beleggingsvormen zijn afgestemd. Daarbij dient zij informatie te verschaffen omtrent de specifieke redenen om die beleggingen in portefeuille op te nemen en de wijze waarop de mogelijke tussentijdse waardedalingen zich verhouden tot de beleggingsdoelstellingen op de overeengekomen termijn (beleggingshorizon).
De GC acht voornoemde voorwaarden voor het opnemen van samengestelde beleggingsvormen in de portefeuille van een niet-professionele belegger van zo groot belang dat niet van hem verlangd kan worden dat hij, indien een geschil is ontstaan, aannemelijk maakt dat de belegging ongeschikt was of dat deze informatie is verstrekt. De bewijslast ten aanzien van de geschiktheid van de beleggingen ligt bij de vermogensbeheerder. De vermogensbeheerder dient ook aannemelijk te maken dat verliezen die in rechtstreekse zin door de beslissing van de belegger zijn veroorzaakt, niet te wijten zijn aan het ontbreken van de vereiste informatie.
De GC stelt eveneens dat, gelet op de bijzondere kenmerken van de samengestelde beleggingsvormen, deze niet op één lijn gesteld kunnen worden met vastrentende waarden. Daarom zullen die beleggingen in de periodieke verslaglegging als afzonderlijke categorie vermeld dienen te worden.
Ondanks dat de keuze voor de samengestelde beleggingsvormen verenigbaar was met de overeengekomen beleggingsdoeleinden en pasten binnen het vastgestelde risicoprofiel, werd Schretlen bij bindend advies veroordeeld om een deel van de schade te vergoeden. Schretlen had niet voldaan aan de strikte voorwaarden geldend voor opname van samengestelde beleggingsvormen in de portefeuille van de belegger. Deze tekortkoming werd haar door de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening zwaar aangerekend.
Jos Leeser
www.blackswanconsultants.nl
Start met Automatisch Beleggen
De financiële markten vertonen een gedrag dat tot voor kort voor nagenoeg onmogelijk werd gehouden. Is dat 'nieuwe gedrag' eenmalig of moeten kan het structureel worden. In dat geval moeten we gaan na...
Weinig zorgen over inflatie en rentestijgingen onder Nederlandse beleggers