Share on facebook
Facebook
Share on twitter
Twitter
Share on linkedin
LinkedIn
Share on whatsapp
WhatsApp
Share on email
Email

Maakindustrie wordt weer sexy

Waar een crisis al niet goed voor is. Tot voor kort was het wel haast een dogma, dat de maakindustrie zijn langste tijd had gehad. De industrie moest verhuizen naar het Oosten en het Westen zou zich gaan specialiseren in het leveren van hoogwaardige diensten. De werkelijkheid is echter altijd anders dan de mooie theorie. Inderdaad, veel maakindustrie is in de afgelopen 10 à 20 jaar oostwaarts getrokken, maar het mooie vergezicht van het Westen als leverancier van hoogwaardige diensten is min of meer een fata morgana gebleken. De kenniseconomie is een illusie gebleken. De EU en de VS dreigen ook op dit vlak het initiatief aan de Opkomende Landen te moeten laten.

Een industriële renaissance

Al onder president Bush groeide in de VS het besef dat het land de economische oorlog met China wel eens kon verliezen. Vooral de afkalving van de industrie baarde Bush en de zijnen grote zorgen. In de VS ligt de bijdrage van de industrie aan het BNP iets boven 11% tegen ongeveer 50% in China. Die afkalving kan grote consequenties hebben voor de militaire geloofwaardigheid. Het zou zomaar kunnen dat de VS voor de productie van zijn wapentuig in toenemende mate afhankelijk zou worden van China. Dit was een nachtmerrie voor Bush en zijn adviseurs in het Pentagon.

En dus is er ingezet op een revitalisering van de Amerikaanse maakindustrie. Maar ook dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Politici ondervonden dat de CEO’s van de multinationals weliswaar brave patriotten waren, maar desondanks niet geneigd bleken hun expansieplannen terug naar de VS te verleggen. Zulks zou ten koste gaan van het belang van de aandeelhouders en dat belang is heilig.

Echter het tij is aan het keren, als we The Boston Consulting Group (BCG)mogen geloven. In een recent rapport voorspelt BGC dat de Amerikaanse maakindustrie in de komende vijf jaar een ware renaissance gaat beleven. De basis van die wederopleving is de notie dat de VS een lage lonenland aan het worden is in vergelijking met veel andere, ook zogeheten opkomende landen. In China, bijvoorbeeld, stijgen de lonen de komende jaren naar verwachting met 15% tot 20% terwijl ook de yuan in waarde stijgt.

De loonontwikkeling in de Amerikaanse industrie is al jaren zeer gematigd en houdt amper de inflatie bij. Zodoende wordt de kostenkloof tussen de VS en China steeds kleiner en omstreeks 2015 kan er sprake zijn van pariteit in kosten mede dankzij een superieure ontwikkeling van de productiviteit in de VS. En zelfs als er Chinees kostenvoordeel blijft bestaan, dan is dat voordeel eerder optisch dan werkelijkheid. BCG wijst erop, dat veel zogeheten ‘goedkope’ staten in de VS beschikken over goed opgeleide werknemers.

De goedkopere delen van China zijn vooral goedkoop omdat er te weinig geschoolde arbeid voor handen is. Die goedopgeleide werknemers maken het mogelijk om producten met een hoge toegevoegde waarde in kleine aantallen te produceren met behulp van geavanceerde technologie. De geïnteresseerde mag denken aan huishoudelijke apparatuur of machinerie voor de bouw. Caterpillar is al doende om een deel van zijn productielijnen terug te brengen. Zoiets is niet mogelijk in grote delen van China, laat staan in landen als Vietnam of Indonesië. Voor de productie van bulkgoederen blijft China voorlopig the place te be, al was het maar omdat de Chinese markt onmetelijk groot blijft.

De maakindustrie in de EU

Is er in Europa een soortgelijke herwaardering van de industrie waarneembaar? Het antwoord is ondubbelzinnig ja met dank aan de Duitse Mittelstand. Duitsland is altijd blijven geloven in nut en noodzaak van een sterke nationale industrie. Voor het Duitse MKB was Standort Deutschland meer dan een marketing kreet. De Duitsers zijn blijven investeren in het verbeteren van concurrentiekracht op basis van kwaliteit. Dat wil weer niet zeggen dat de Duitse industrie immuun is gebleven voor de veranderende economische verhoudingen in de wereld.

De recente exportsuccessen van Duitsland zijn te danken aan een aanpassingsproces dat ongeveer een decennium heeft geduurd en dat nog eens extra bemoeilijkt werd door de integratie van de voormalige DDR.

Maar zelfs in Nederland is er sprake van een herwaardering van de industrie. Het ING economisch bureau heeft recentelijk een themastudie gepubliceerd, My industry, 2030. De kern van de studie is dat het mogelijk moet zijn om de toegevoegde waarde van de Nederlandse maakindustrie te verdubbelen van EUR 23 miljard nu naar EUR 47 miljard in 2030. Maar dan moet er wel het juiste stimulerende beleid ingezet worden.

Dat laatste is de zwakke stee in Nederland. Beleidsmakers en politici in Den Haag hebben nooit veel begrip gehad voor de wensen, verlangens, nut en noodzaak van de maakindustrie. Handel en dienstverlening, dat kennen ze van dichtbij, maar industrie is iets voor de periferie, voor de provincie. Nederland telt nog steeds toonaangevende bedrijven, zoals ASML, maar dat is eerder ondanks dan dankzij de ambtelijke bolwerken in Den Haag. Het veelbesproken Innovatieplatform is daar een mooi voorbeeld van: veel geblaat maar weinig wol.

Dr. C.A.M. Wijtvliet
corwijtvliet@dekritischebelegger.nl

De auteur is onafhankelijk financieel analist. Hij is tevens partner bij De Weygerbergen, bureau voor performancemeting en vermogensbegeleiding in Eindhoven, www.Weygerbergen.com.

Start met Automatisch Beleggen

Dit bericht delen
Share on facebook
Facebook
Share on twitter
Twitter
Share on linkedin
LinkedIn
Share on whatsapp
WhatsApp
Share on email
Email

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *