Voor beginnende beleggers lijkt de beurs op een oerwoud en een walhalla van gokkers. Het is daar moeilijk vat op te krijgen. Hierbij een theorie die het gedrag op de aandelenmarkt probeert te verklaren. Volgens Eddy Elfenbein wordt de beurs voornamelijk beïnvloed door de (lange) rente. Een stijging van de obligatiekoersen betekent een daling van de rente en wordt doorgaans gevolgd door hogere aandelenkoersen. Een daling van de obligatiekoersen op dezelfde manier gevolgd door lagere koersen van aandelen. Ook hier is de rente bepalend. Zowel de aandelenmarkt als de obligatiemarkt vechten om de gunst van beleggers.
De beweging van de rentestanden bepalen ook welke type aandelen geliefd zijn en welke uit de gratie raken.Bij stijging van de lange rente presteren cyclische aandelen dan de markt. Een daling van de rente maakt defensieve aandelen favoriet (Aandelen die minder gevoelig zijn voor ontwikkelingen in de economische cyclus of conjunctuur dan cyclische aandelen. Voorbeelden van defensieve aandelen zijn onder andere voedings- en financiële fondsen.) . Dit is een korte termijn verband die naar verloop van tijd zwakker wordt.
Als de korte rente daalt verslaan waarde-aandelen de bredere markt. Bij het stijging van de korte rente doen groei-aandelen het beter.
Dit zijn twee belangrijke dimensies van de aandelenmarkt (cyclisch/defensief en waarde/groei). Het onderscheid cyclisch/defensief gaat over het gevecht om de toekomstige deel van de economie: produceren we meer dan we consumeren of we consumeren we meer dan we produceren?
Het onderscheid waarde/groei gaat over de financiële deel van de economie: hoeveel inflatie zal er zijn en wat gaat de reële rente doen? Cyclische aandelen zoals Energie en Materialen zijn nauw verweven met de economische cyclus. De defensieve sectoren zoals Gezondheid worden minder geraakt in recessies.
Waarde-aandelen zijn in het algemeen fondsen met een hoge dividend zoals nutsbedrijven en vastgoed. Bij een daling van de korte rente schakelen beleggers meer op die aandelen voor het dividend. Groeiaandelen zijn te vinden in lage-dividend sectoren zoals Technologie en de branches die inflatiegevoeliger zijn zoals Grondstoffen en de Mijnbouw. Deze twee dimensies zijn gerelateerd aan elkaar.
Er kan een matrix worden opgesteld met de korte rente op de horizontale as en de lange rente op de verticale as.
Er zijn vier kwadranten. U kunt dan zien bij welk kwadrant welke soort aandelen favoriet zijn. Uiterst rechts zijn zowel de lange rente als de korte rente stijgend. Daarbij zijn dus vooral grondstofaandelen favoriet. Bij kwadrant III zijn ze beide dalend: waarde aandelen zijn in trek. Bij kwadrant IV stijgt de korte rente maar daalt de lange rente: de yield curve vervlakt en financiële aandelen zijn dan geliefd.
De aandelenmarkt neigt om tegen de klok in te bewegen. In de eerst fase daalt de korte rente door de acties van de centrale bank om de economie te stimuleren. Daarna daalt de lange rente en tenslotte begint de rally op de beurs. Het is natuurlijk een neiging en zal nooit zo perfect verlopen, maar een exemplarisch voorbeeld was in 1981-1982.
Als de economische cyclisch op gang komt, gaat de korte rente stijgen. De monetaire autoriteit wil de inflatie in toom houden. Daarna stijgt de lange rente en uiteindelijk treedt er een correctie op de beurs op zoals in 1986-1987. In de latere fases bleven dividendaandelen achter terwijl goudmijnfondsen de markt versloegen. Beleggers stapten dus uit relatief veilige aandelen.
De beurs begint te stijgen rond 11 uur (dus linkerbovenhoek) en draait het vervolgens tegen de klok in totdat het piekt op 5 uur (rechterbenedenhoek). Om die reden presteren cyclische aandelen het beter dan de markt.
De werkelijkheid is natuurlijk niet zo simpel. Sommige aandelen omvatten meerdere kwadranten. Oliemaatschappij Chevron is een klassieke energie-aandeel maar keert eveneens een genereus dividend uit. Ook zijn er aandelen uit de gezondheidszorg die defensief zijn maar ook gerelateerd zijn aan techfondsen.