Onlangs stond op de website van een grote landelijke krant de alarmerende tekst: ‘Obligatiebeleggers opgepast!’. Het is genoegzaam bekend dat het obligatiebeleggers die ruim een jaar geleden de obligatiemarkt hebben betreden, in de zin van koerswinsten erg goed is vergaan. De risicopremie die beleggers vragen voor het beleggen in bedrijfsobligaties is teruggezakt naar niveaus van voor de kredietcrisis. De keerzijde hiervan is dat het effectieve rendement laag is geworden en in een aantal gevallen de rente op de gemiddelde spaarrekening niet meer overstijgt. Voordeel van die laatste is dat een ieder dagelijks en zonder kosten over zijn of haar eigen geld kan beschikken.
Terugkomend op de voorbije periode en de ontstane koerswinsten op obligaties, deze zijn pas gerealiseerd als de obligaties ook daadwerkelijk worden verkocht. Zo niet, dan kan een deel van het voorgespiegelde rendement weer als sneeuw voor de zon verdwijnen. Iedere obligatie met een vaste afloopdatum lost op het laatst op de aflosdatum immers op de nominale waarde af. Over de gehele looptijd van de obligatie rest u dan niets anders dan het couponrendement.
Nu hoeft dat niet persé erg te zijn, want obligaties worden normaliter in een goed gespreide beleggingsportefeuille opgenomen voor de zekerheid. In ruil voor bescherming tegen economische vertraging of deflatie en de daarmee samenhangende zekerheid van een vooraf bepaalde inkomensstroom en aflossing nemen beleggers in obligaties genoegen met een lager rendement.
Staatsobligaties horen het meest veilig te zijn, al is daar natuurlijk wel een aantal vraagtekens bij te plaatsen. Er is wereldwijd kwistig met geld gestrooid en, zoals ik al veel eerder heb geschreven, lijkt het onder invloed van de sterk opgelopen overheidsschulden geen kwestie van of, maar van wanneer de rente zal oplopen. Griekenland ondervindt dat al aan den lijve. Waar het land zich tot voor kort tegen nagenoeg dezelfde rente als bijvoorbeeld Duitsland kon financieren, moet zij nu bijna het dubbele betalen. Rekening houdend met het gegeven dat het land dit jaar totaal zo’n 54 miljard euro moet herfinancieren, leidt dat in de toekomst tot fors hogere rentelasten voor de Griekse overheid.
Op diverse Europese beleidsniveaus is het getouwtrek niet van de lucht. De landen zijn door de invoering van de euro tot elkaar veroordeeld, maar ze steken elkaar niet van harte de helpende land toe om de stabiliteit binnen de Eurozone te waarborgen.
Nu moet de invloed van Griekenland niet worden overschat, maar het land is niet het enige dat komt met fors hogere schulden. De creditrating van Portugal is niet voor niets verlaagd en het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten kampen eveneens met grote tekorten. Ook in eigen land valt het begrotingstekort volgens berekeningen van het ministerie van Financiën met 5,3% van het bruto binnenlands product hoger uit dan eerder verwacht, om over een aantal andere Europese landen nog maar niet te spreken. Niet voor niets bieden die landen een hogere rentevergoeding, het risico is er ook naar. Beleggers houden niet van onduidelijkheid en onzekerheid, en obligatiebeleggers al helemaal niet. In de Verenigde Staten is het van hetzelfde laken een pak. Zo moet de Amerikaanse overheid een hogere rentevergoeding bieden dan Berkshire Hathaway, het investeringsvehikel van Warren Buffett. Gelukkig hebben we Jan Kees de jager die er lustig op los twittert. Zo liet hij na een onderhoud met andere Europese ministers van Financiën weten dat er grote risico’s zijn voor banken als het misgaat met Griekenland.
In plaats van u te laten verleiden door de ogenschijnlijk hoge rendementen die op de staatsobligaties van een aantal Europese landen inmiddels te behalen zijn, lijkt het mij verstandiger om als belegger terughoudend te zijn wat betreft beleggen in obligaties. Richt u in eerste instantie op bedrijfsobligaties met een relatief korte looptijd, maar ook daar wordt de spoeling uit het oogpunt van de verhouding tussen risico en rendement dun.
Zo kondigde Shell International Finance, de financieringspoot van Royal Dutch Shell, onlangs drie leningen in dollars aan met looptijden van respectievelijk 3, 10 en 30 jaar. De effectieve rendementen daarop zijn minder dan het dividend dat de onderneming op de aandelen uitkeert. Daarom is het wellicht niet onverstandig voorlopig een deel van uw kruit droog te houden, zodat u op een later moment tegen betere rendementen kunt instappen en niet met koersverliezen en transactiekosten te maken krijgt.
Ook kunt u, afhankelijk van uw risicoprofiel en altijd met mate, uw heil te zoeken bij aandelen van financieel solide ondernemingen met een houdbaar dividendrendement. Daar is en blijft het aandeel Royal Dutch Shell een goede kandidaat. Ultimo 2009 had het concern bewezen reserves ter grootte van 1,1miljard vaten en bij de huidige prijs van een barrel olie is de groei van de kasstroom tot 2012 ongeveer 80%. Hiermee is wat mij betreft een goede basis gelegd voor een consistente dividenduitkering.
Martine Hafkamp
Fintessa Vermogensbeheer
Leuk artikel mevrouw Hafkamp!
Ik heb in middels op uw tip bij Business Class met het kopen van Smith Int. een leuke winst gemaakt 🙂
Ik kijk alvast uit naar uw volgende artikel.