Share on facebook
Facebook
Share on twitter
Twitter
Share on linkedin
LinkedIn
Share on whatsapp
WhatsApp
Share on email
Email

DNB terug in zijn hok

Vandaag werd bekend dat De Nederlandsche Bank (DNB) het hoger beroep heeft verloren dat was ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 15 maart 2012. Het hoger beroep liep in de zaak tegen de Stichting Pensioenfonds Vereenigde Glasfabrieken. Even ter herinnering voor diegenen die niet meer precies weten waar het over gaat, dit schrijven Eric Mecking en ik over de oorsprong van de procedure in ons boek Geld, goud en zilver:

Goudbezitters vragen zich regelmatig af of hun bezit door de overheid gevorderd kan worden. Wat Nederland betreft heeft de minister van Financiën die bevoegdheid wel. De Noodwet Financieel Verkeer van 25 mei 1978, geeft regels ‘inzake voorzieningen op het gebied van het financiële verkeer in buitengewone omstandigheden’ met de bepaling in artikel 26:

‘Onze Minister is bevoegd – zo nodig in afwijking van andere wettelijke regelingen – voorschriften te geven ten aanzien van de financiële betrekkingen met het buitenland, alsmede ten aanzien van het vorderen van gouden munten, fijn goud, alliages van goud (onbewerkt of halffabricaat) en buitenlandse activa van ingezetenen. Tenzij bijzondere omstandigheden dit naar zijn oordeel onmogelijk maken, oefent hij deze bevoegdheden niet uit dan in overeenstemming met Onze Ministers van Buitenlandse Zaken, van Economische Zaken en van Landbouw en Visserij.’

De minister zal uiteraard alleen in uiterste nood gebruikmaken van deze regeling. Er valt meer te duchten van De Nederlandsche Bank (DNB) die in februari 2011 naar de rechter stapte omdat het pensioenfonds voor de glasfabrieken (SPVG) te veel goud bezat. Het fonds had 13 procent van zijn vermogen in de categorie grondstoffen belegd terwijl Nederlandse pensioenfondsen hierin gemiddeld 2,7 procent beleggen, maar zich ook beperkt tot één ‘grondstof’: goud. En daarmee had het pensioenfonds zich volgens DNB bovenmatig afhankelijk gemaakt van de waardeontwikkeling van deze, in haar ogen volatiele, grondstof. Mocht de goudkoers imploderen dan zou de dekkingsgraad van het fonds lager kunnen uitkomen dan 100 procent, hoewel volgens DNB niet te voorspellen is wanneer en in welke mate een daling in zal zetten. Het verweer van het pensioenfonds was dat het juist gekozen had voor goud omdat dit een verstandige belegging was gebleken en het mede dankzij dit goudbezit ernstige onderdekking had weten te voorkomen en een dekkingsgraad van 104,7 procent had behaald, wat boven het minimale vereiste lag. Ook was het fonds van mening dat goud niet zozeer als grondstof, maar als ‘een ruilmiddel’ moest worden gezien,  als geld dus.

Desalniettemin besliste de rechter dat het pensioenfonds zijn goudbezit diende te verkopen en binnen twee maanden moest terugbrengen van 13 naar 3 procent van zijn vermogen.

In de uiteindelijke einduitspraak van 15 maart 2012 had de rechtbank het beroep van het Pensioenfonds wel gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft deze uitspraak nu bevestigd. Het College verklaart onder meer dat, anders dan DNB stelt, het bezit van goud niet vergelijkbaar is met het bezit van slechts één aandeel. Ook het feit dat goud geen rente geeft is niet voldoende onderbouwing voor het argument van DNB dat het pensioenfonds de pensioenen wil indexeren. Lees hier de volledige uitspraak.

Het is duidelijk dat DNB, zelf grootaandeelhouder in goud, terecht een flinke tik op de vingers heeft gekregen in zijn strijd tegen pensioenfondsen die meer dan 3 procent van hun geld in goud willen beleggen.

Elmer Hogervorst
http://elmerhogervorst.wordpress.com

Start met Automatisch Beleggen

Dit bericht delen
Share on facebook
Facebook
Share on twitter
Twitter
Share on linkedin
LinkedIn
Share on whatsapp
WhatsApp
Share on email
Email

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *