De problemen waar Nederland mee kampt zijn niet te wijten aan de euro. Terugkeer van de gulden zoals de PVV wil, zal dan ook niets oplossen.
Het rapport van Lombard Street Research dat in opdracht van Wilder’s PVV de herinvoering in Nederland van de gulden onderzoekt, heeft – zoals was te verwachten – weinig handen op elkaar gekregen. Slechts een enkele econoom (Arjo Klamer) kan zich in het rapport vinden en The Netherlands & The Euro lijkt geen rol in het politiek debat te gaan spelen. Al weten we natuurlijk niet of de ideeën nu bij de bezuinigingsbesprekingen in het Catshuis op tafel liggen.
Het rapport bespreekt de magere economische groei die Nederland en Duitsland vanaf 2001 onder de euro hebben geboekt (waarom niet vanaf de invoering van de euro in 1999 ?). Er is vooral aandacht voor het achterblijven van de reële consumptieve uitgaven in Nederland. De schuld hiervoor wordt gelegd bij het lidmaatschap van de eurozone en de noodzaak tot bezuinigingen die dit voor de noordelijke landen meebrengt (“… the damage the euro has done to The Netherlands and Germany”). Alleen door een lage loongroei kon de export van goederen en diensten floreren. De resulterende overschotten zijn bovendien verkeerd geïnvesteerd, in Griekse overheidsobligaties , Amerikaanse hypotheken, enz.
De conclusie van het rapport dat Nederland niets te vrezen heeft als het eenzijdig de euro loslaat is vooral gebaseerd op een vergelijking met Zweden, Zwitserland en Denemarken. De economische groei in de twee eerstgenoemde non-eurolanden lag vanaf 2001 boven die in Nederland en de consumptieve uitgaven konden de groei van het BBP wel bijhouden. Dat de Denen het juist minder goed hebben gedaan wordt toegeschreven aan het feit dat de Deense kroon de euro steeds heeft geschaduwd.
Maar als Nederland eenzijdig de (sterke) gulden invoert, adviseert Lombard Street de munt toch niet meer dan 10% in waarde te laten stijgen ten opzichte van de euro. Maar beter is het de gulden de euro dichter te laten volgen door DNB de rentes te laten verlagen tot nul en een flinke monetaire verruiming te laten doorvoeren (FJB: te vergelijken met wat de ECB nu ook doet?).
Het rapport legt eenzijdig de schuld van de achterblijvende groei bij het deelnemen aan het systeem van de eurozone. Zaken als het gevoerde economische beleid en een “verkeerde” economische structuur komen niet of nauwelijks aan bod. Han de Jong, ABN AMRO Bank, laat in zijn column in Het Financieele Dagblad (9/3/2012) duidelijk zien dat elke vergelijking tussen Nederland en Zweden alleen op basis van de euro mank gaat. Zweden voert gewoon al jaren een veel beter beleid.
Ik laat een aantal van de beleids- en structureel-economische zaken de revue passeren.
– Een goede indicator voor de concurrentiekracht van een land zijn de arbeidskosten per eenheid product (p.e.p.). Het uiteenlopen van deze indicator in Europa sinds 1970 is groot geweest. In Duitsland lagen de arbeidskosten p.e.p. in 1998 2,5 keer boven die in 1970, terwijl deze bijvoorbeeld in een land als Spanje 19,8 keer hoger lagen. Nederland liep redelijk in de pas met Duitsland (2,8 keer).
In de periode van de euro – 1998-2010 – liepen de Europese verschillen minder uiteen, maar de Nederlandse arbeidskosten p.e.p. stegen nu veel sneller dan in Duitsland: 28,2% om 2,6% (Spanje 33,7%).
Er wordt wel beweerd dat bij de omwisseling van de gulden naar de euro in 1999 dit tegen een te lage koers is gebeurd. Dit concurrentievoordeel dat de economie meekreeg aan het begin, maskeerde dan in eerste instantie de sterke stijging van de kosten;
– Maar die hogere arbeidskosten p.e.p. zijn niet toe te schrijven aan hogere inkomsten voor de loontrekkers. In reële termen daalden de arbeids-inkomsten tussen 2002 en 2011 met gemiddeld 0,7% per jaar en de koopkracht dus navenant. Het gevolg was dat ook de groei van de consumptieve uitgaven achterbleef.
Dit ligt niet aan de euro, maar heeft een aantal andere redenen:
– Zo werd de koopkracht van de Nederlandse consument in het afgelopen decennium aangetast door de verhoging van de zorgpremies, de vermindering van allerlei subsidies en de verhoging van de pensioenpremies in verband met de gedaalde dekkingsgraad van de pensioenfondsen. Bevriezing en verlaging van de uitkeringen is voor veel pensioentrekkers al gewoon of wordt dat binnenkort;
– Zeker zo belangrijk voor de consument is de ontwikkeling van de huizenprijzen sinds 2005. Tot aan dat jaar ondersteunden inkomens- (meer besteedbaar inkomen door hypotheekrente-aftrek) en vermogenseffecten de consumptieve uitgaven. Geschat wordt dat huizenbezitters door “het zich rijker voelen” twee tot vijf procent van de waardestijging consumeerden. Bij de ingezette daling na 2005 zal zich een omgekeerd effect hebben kunnen voordoen. Door nu geforceerd de Nederlandse particuliere hypotheek-schulden omlaag te krijgen, bijvoorbeeld door de bancaire Gedragscode Hypotheekverstrekking, zal de consumptie een extra knauw krijgen;
– Als gevolg van deze factoren van binnenlandse makelij schat het Centraal Planbureau dat door de inflatie en lastenverzwaringen de koopkracht zeker tot 2015 blijft dalen;
– Een telkens bediscussieerd item is de onevenwichtigheid in de Nederlandse handel. Onze export richt zich vooral op Europa en te weinig op de snelgroeiende opkomende landen als India, China en Brazilië. Het exportpakket is ook te eenzijdig. Bovendien zit de groei vooral in de wederuitvoer en doorvoer via Schiphol en de Rotterdamse haven met weinig toegevoegde waarde vanuit Nederland.
Nederland is afhankelijk van Duitsland voor haar exportsucces. Onze eigen maakindustrie dreigt de boot te missen omdat de opleidingen te weinig technici en ingenieurs afleveren. Door een achterblijvende productiviteits-stijging zullen dan ook de arbeidskosten p.e.p. sneller blijven stijgen. En als straks de universitaire vreemde talenopleidingen zijn gedecimeerd kan er ook niemand meer met onze handelspartners in de wereld communiceren. Commerciële talenopleidingen zoals de “nonnetjes in Vught” (Regina Coeli) spelen hier al op in, getuige hun advertentiecampagnes.
Of de Economische en Monetaire Unie slechts enkele “weeffoutjes” heeft of inherent economische fouten (flaws) (Lombard Street) maakt uiteindelijk niet zo veel uit. Een land (Nederland) moet in de eerste plaats een goed economisch beleid voeren, excessen en (prijs)onevenwichtigheden vermijden en streven naar een stabiele structuur waarin de particuliere sector kan gedijen. De structurele hervormingen op de arbeids- en huizenmarkt moeten sowieso gebeuren, ongeacht het gekozen wisselkoersregime.
Het Special Report van Lombard met politieke bedoelingen legt de schuld voor de Nederlandse slakkegang eenzijdig bij de euro, maar overtuigt niet.
Franke Burink
Castanje Vermogensbeheer
Start met Automatisch Beleggen
Deze week gingen de internationale beurzen fors onderuit. Ter verklaring keek menigeen naar het dreigend omvallen van de Chinese vastgoedreus Evergrande.
De Fed, het stelsel van Amerikaanse centrale banken verlaagde dinsdag haar belangrijkste rente met 0,5 procentpunt. Het lost de economische problemen van het coronavirus niet op.
Het ambitieniveau van Europa is hoog, heel hoog. Dit deel van de wereld moet tegen 2050 CO2-neutraal zijn.
Is er een krachtmeting gaande tussen centrale banken en de markt?
In uw slotalinea gaat u er blijkbaar wel vanuit dat wij in Nederland zelf onze souvereiniteit kunnen bewaren. Het zijn niet alleen economische factoren die ons lot bepalen maar helaas ook de politieke en dat is geen ‘weeffoutje’ meer.
Ik kan mij nog goed herinneren dat voor de invoering van de euro Spaanse en andere zuidelijke deposito’s/obligatie’s fantastische rentes opleverden met dito gevaar voor valutaverliezen.
Na de invoering van de euro kwam aan de valutaverliezen op lires, peseta’s etc een einde, maar de rentes uit die landen bleven wel hoger. Nog aantrekkelijk dus om daar het geld heen te brengen.
Nederland moet niet terug naar de euro, maar de financiering van de eurozone moet dus wel anders. Dat gaat ongetwijfeld gepaard met minder soevereiniteit en nog beroerder: minder democratische controle.
Dat zou echter de partij die de gulden terug wil een worst moeten wezen, want daar viert de democratie immers toch geen hoogtij!