Het is een punt van discussie dat voorlopig nog wel zal aanhouden. In hoeverre droegen omgekeerde kapitaalstromen bij aan de crisis van 2007/08? Met omgekeerde stromen bedoelt de goegemeente het verschijnsel, dat overheden van de zogeheten opkomende landen grote reserves aan vreemde (westerse) valuta’s opbouwden in plaats van in eigen land te investeren. Dit verschijnsel had een drukkende werking op de lange rente met alle vervelende gevolgen van dien, zoals ‘assetbubbels’ en ondeugdelijke financiële innovaties in dit deel van de wereld.
Iedereen is het er weer wel over eens, dat het tijd wordt voor een rebalancing (een wegwerken van onevenwichtigheden) wil het herstel in de wereld echt handen en voeten krijgen. Want consumentenbestedingen zullen in de ontwikkelde landen, de VS voorop, op zijn best matig blijven. Bedrijven potten hun surplus op en beide factoren hebben de publieke sector in diepe schulden gestort.
Gevraagd: een nieuw evenwicht
Willen overheden in de ontwikkelde landen hun schulden aflossen zonder het prille herstel om zeep te helpen, dan zullen bovengenoemde externe onevenwichtigheden moeten verdwijnen. De vraag is of dit kan? Alan Taylor en Manoj Prahan denken dat dit proces op het punt staat van vertrek. Ze voeren in hun artikel vier goede redenen aan waarom dit proces waarschijnlijk is en staat te gebeuren. De eerste reden is, dat opkomende landen een deel van hun enorme reserves gaan afbouwen. Dat doen ze omdat de ervaring heeft geleerd dat die reserves meer dan voldoende zijn gebleken om de zware financiële klappen van 2008 en 2009 op te vangen. Hun reserves verminderden tussen september 2008 en februari 2009 met $ 428 miljard. Dat klinkt fors, maar dat bedrag vertegenwoordigt amper of niet 6% van de wereldwijde besparingen. Daar kom het kostenaspect nog bij. Het aanhouden van grote reserves is een kostbare aangelegenheid in tijden van een ultra laag renteniveau in landen waarvan je de valuta’s als reserves koestert. Een derde punt is dat een strategie die inzet op export als groeimiddel nu minder aantrekkelijk is door de nieuwe zuinigheid in de ontwikkelde landen. Een tweede belangrijke reden is de samengebalde behoefte aan nieuwe investeringen zowel hier maar vooral daar. China vormt hier de uitzondering, want daar is het investeringsniveau al hoog. Maar neem bijvoorbeeld een land als India waar de infrastructuur bijna letterlijk om nieuwe investeringen schreeuwt. Omdat de Opkomende Landen een steeds groter aandeel hebben in de wereldwijde output, zal de investeringsgraad wereldwijd als vanzelf stijgen. Alsmaar stijgende investeringen elders zullen ontwikkelde landen nopen zelf ook meer te gaan investeren. Daarmee zou een einde komen aan een periode van vijftien jaar dat het niveau van besparingen hoger lag dan het investeringsniveau. Aantrekkende consumptie in veel opkomende landen is een derde reden voor rebalancing. De opkomende markten hebben nu geleerd dat het verkeerd kan uitpakken door alle eieren in het mandje van de westerse vraag te leggen. De binnenlandse vraag stimuleren is dan een mogelijkheid, zeker nu er in veel landen een midden klasse groeit die financieel zekerder van zijn zaak en nu minder wil sparen en meer consumeren. Voor een land als China is een sterke binnenlandse een middel om politieke onrust te voorkomen. Ten slotte zullen de besparingen in dit deel van de wereld, met uitzondering van de VS, verder oplopen. Uiteindelijk zal een combinatie van vergrijzing en oplopende investeringsbehoefte een einde maken aan dit proces van besparingen.
Stijgende rentevoeten
De combinatie van enerzijds ontsparingen en anderzijds een explosief stijgende investeringsbehoefte zullen opwaarts effect hebben op de hoogte van de lange rente. De vraag naar kapitaal neemt in eerste instantie in de opkomende landen sterk toe en in tweede instantie in de ontwikkelde landen. Dat proces is uiteraard de laatste fase in het noodzakelijk proces van het wegwerken van de onevenwichtigheden in de wereldeconomie. Het boven beschreven proces zal ook zijn effect hebben op de wisselkoersen. Veel opkomende landen zien zich nu al geplaatst voor de vraag hoe de inflatie te beteugelen. Dat zou kunnen door de nationale munt te laten appreciëren. Waarschijnlijk zal het initiatief hiertoe komen van China waar de overheid een hoge inflatie als een(politieke) ramp beschouwt. Is dit grote schaap eenmaal over de dam dan zullen er meer volgen.
Het beschreven proces lijkt logisch maar daarmee is het nog geen werkelijkheid. Voorlopig blijven de wereldwijde besparingen alleen nog maar stijgen. Ze vertegenwoordigen nu een bedrag van $ 9 biljoen. En schuldenaars (overheid of private instelling) zitten echt niet te wachten op stijgende rentevoeten. Uiteindelijk zal veel zo niet alles afhangen van de opkomende landen. Ze startten indertijd het proces van massieve besparingen en zij bepalen wanneer aan deze politiek op grote schaal een einde komt en dus of er aan een periode van grote onevenwichtigheden in de wereldeconomie een einde komt.
Dr. C.A.M. Wijtvliet
corwijtvliet@dekritischebelegger.nl
De auteur is onafhankelijk financieel analist. Hij is tevens partner bij De Weygerbergen, bureau voor performancemeting en vermogensbegeleiding in Eindhoven, www.Weygerbergen.com