China wordt door velen gezien als de ‘werkplaats’ van de wereld, als de plek waar voornamelijk assemblagewerk uitgevoerd wordt tegen lage (loon)kosten. Dit beeld is echter achterhaald. Hiermee dreigt het Westen opnieuw een economische supermacht in wording te onderschatten. In de jaren ’80 van de vorige eeuw werd dit ook gedaan met Japan.
China is niet meer het land bij uitstek van lage loonkosten. Sterker nog, het land maakt en exporteert steeds hoogwaardiger producten. Hiervoor is hoger gekwalificeerd personeel nodig met hogere looneisen. Maar ook ‘de handjes’ aan de assemblagelijnen vragen steeds meer loon. Diverse ondernemingen zijn daarom voornemens de fabrieken te verplaatsen naar landen als Maleisië, Indonesië of Vietnam.
China hanteert dezelfde strategie als Japan drie decennia geleden. Eerst maakt men de producten na die Westerse ondernemingen in de regio laten assembleren. Vervolgens probeert men snel marktaandeel te veroveren met de goedkopere, kwalitatief mindere kopieën. Daarna wordt er veel geïnvesteerd in R&D om de producten snel beter te maken en zodoende het verworven marktaandeel te kunnen behouden of uit te breiden. De Chinese uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling zijn in de afgelopen vijftien jaar met 200 procent gestegen. In de bouw van zonnepanelen maar ook in de sectoren chemie, telecomapparatuur, hogesnelheidslijnen en windenergie zijn diverse Chinese bedrijven al van een vergelijkbaar niveau als hun Europese branchegenoten.
Het zijn voornamelijk Europese bedrijven die ‘last’ hebben van de komst van Chinese concurrenten. Amerikaanse technologiebedrijven, die ook massaal hun producten in China laten assembleren, ontwikkelen zich technologisch zo snel dat de Chinese concurrentie voortdurend achterloopt. Ook Goldman Sachs, bij monde van Dirk Schumacher, wijst Europese ondernemingen op een mogelijke onderschatting van de Chinezen. Hij raadt Europese ondernemingen dan ook aan zich voor te bereiden op de komst van de nieuwe concurrentie. Dit kan bijvoorbeeld door nichemarkten op de zoeken, de kostenbasis in lijn te brengen met de Chinezen of door te fuseren met Europese concurrenten en zodoende marktleider te blijven. Wat natuurlijk ook kan, is het volgen van de strategie; ‘if you can’t beat them, join them’. In goed Nederlands wil dat zeggen dat er getracht kan worden de Chinese concurrent van de markt te halen door ze op te kopen of er mee te fuseren.
De Chinese overheid investeert momenteel fors in onderwijs. Hierdoor neemt het kennisniveau van Chinese universiteiten snel toe. In Europa wordt op onderwijs juist flink bezuinigd. Daarom verplaatsen Europese bedrijven hun R&D-afdelingen bewust naar China. De mogelijke komst van concurrentie door na-apen nemen ze dan voor lief. Hierdoor dreigt een ‘braindrain’ van West naar Oost te ontstaan. DSM bijvoorbeeld, investeert fors in R&D in China en zal het aantal onderzoekers de komende jaren vertienvoudigen. Niet alleen vanwege het hoge kennisniveau daar, maar ook omdat DSM verwacht hard te zullen groeien In China. In 2015 verwacht het concern de groei van de omzet voor 70 procent te behalen in China.
China begon haar ontwikkeling tot economische supermacht als lagelonenland en als ‘werkplaats’ van de wereld. Inmiddels is China uitgegroeid tot de tweede economie ter wereld en innovatieland bij uitstek. Chinese bedrijven dienen per jaar meer patentaanvragen in dan alle Europese landen samen. In China zijn momenteel evenveel wetenschappers als in de Verenigde Staten. Bovendien publiceren Chinese wetenschappers meer artikelen dan welk ander land ook. De leidende rol van Europa lijkt daarmee steeds vaker uitgespeeld. Tijd voor Europa om in actie te komen. Niet door protectionisme, maar door visie te ontwikkelen en goed koopmanschap.
Martine Hafkamp
Fintessa Vermogensbeheer