De eerste maanden van 2015 waren roerig voor Royal Dutch Shell. Niet alleen zag het concern de winst in het eerste kwartaal meer dan halveren door de lage olieprijs, ook maakte het concern bekend het voornemen te hebben om de grootste overname uit haar bestaan te willen doen.
Ondanks de halvering van de winst in het eerste kwartaal was deze wel beter dan analisten verwachtten. In het eerste kwartaal kostte een vat olie gemiddeld 54 dollar terwijl dit in het eerste kwartaal van 2014 nog 108 dollar was. De winst (CCS earnings exclusief items) kwam uit op 3,2 miljard dollar terwijl men gerekend had op slechts 2,4 miljard dollar. De meevallende resultaten kwamen vooral door de divisie ‘downstream’ (raffinage en verkoop van olieproducten) waar, juist dankzij de lage olieprijs, prima resultaten geboekt werden. Bij deze divisie steeg de nettowinst met maar liefst 1 miljard dollar naar 2,6 miljard dollar.
Vooral bij raffinage werden goede resultaten behaald en dan weer vooral in de VS waar de marges ruimschoots verdubbelden. Maar ook het feit dat de benzineprijzen minder hard daalden dan de olieprijs, zorgde voor betere resultaten. De ‘upstream’-activiteiten (oliewinning) kwamen 88 procent lager uit op 675 miljoen dollar ten opzichte van 5,7 miljard dollar in het eerste kwartaal van vorig jaar. Dit was het slechtste resultaat in tien jaar. Natuurlijk lag dit aan de lagere olieprijs. Maar ook zag het concern bijna een miljard dollar verdampen door de daling van de Braziliaanse Real en de Australische dollar. Wel steeg de productie met 1 procent.
Op 8 april maakte Shell bekend dat het de Britse sectorgenoot BG Group wil kopen voor ruim 64 miljard euro in cash en aandelen Shell-B (de Britse variant). De aandeelhouders van BG krijgen hiermee 19 procent in Shell. De BG Group is een voormalige dochter van British Gas. Shell versterkt zich met de overname vooral in aardgas. Shell voegt met de overname 25 procent aan bewezen olie- en gasvoorraden en 20 procent aan productie toe. Hiermee bespaart Shell miljarden aan kosten in de eigen zoektocht naar nieuwe gas- en oliebronnen. Vooral bij de LNG-activiteiten in Australië en de diepwaterboringen voor de kust van Brazilië versterkt Shell de concurrentiepositie. Het totale synergie-effect schat Shell in op 2,5 miljard dollar per jaar.
De lagere olieprijs blijkt, volgens de cijfers over het eerste kwartaal, goed te managen door Shell. Met de overname stellen ze een belangrijk deel van de toekomstige productie, en daarmee cashflow, veilig.
Een andere reden om aandelen Shell op de huidige koers te kopen, is natuurlijk het dividend. Bij de bekendmaking van de overname van BG beloofde bestuursvoorzitter Van Beurden vast te houden aan het huidige dividend, ondanks het grote aantal nieuwe aandelen. Zowel voor de rest van 2015 als voor 2016 zal Shell minimaal 47 dollarcent per aandeel per kwartaal voorstellen om uit te keren. Het dividendrendement bedraagt hiermee ruim meer dan 6 procent, wat zeer aantrekkelijk is bij de huidige rentestand op spaarrekeningen. Voor het betalen van deze dividenden zal Shell waarschijnlijk net zoals in 2014 extra geld lenen, de balans is er immers sterk genoeg voor: inclusief de overname van BG zal de netto schuld ruim onder het door Shell zelf gestelde maximum van 30 procent van het balanstotaal blijven. Ook kan Shell besluiten het dividend uit te keren in aandelen.
Vanaf 2017 zal Shell een aandeleninkoopprogramma starten, waarmee in de jaren tot en met 2020 voor minimaal 25 miljard dollar aan eigen aandelen zal worden ingekocht. Hiermee wordt de verwatering door de aankoop van BG weer deels teniet gedaan. Met de verkoop van niet-kernactiviteiten van Shell of BG verwacht Shell in de periode 2016-2018 30 miljard dollar op te halen. Zo kost de inkoop van de aandelen geen cashflow uit de operationele activiteiten.
De overname van BG is door Shell doorgerekend met een olieprijs van 90 dollar per vat in 2018. Dit is ongeveer 50 procent hoger dan de huidige olieprijs. Onlangs handhaafde de OPEC, goed voor 40 procent van de wereldproductie, het productiequotum op 30 miljoen vaten per dag. De voorraadvorming gaat hiermee dus door.
Toch gaf de OPEC de olieprijs een impuls en noteerde de olieprijs hoger na afloop van de conferentie. Dit kwam omdat de OPEC verwacht dat de vraag naar olie in de tweede helft van dit jaar en in 2016 zal gaan toenemen, vooral in niet-OESO landen. Daardoor zal de olieprijs oplopen tot ongeveer 75 dollar per vat eind dit jaar. Deze stijging van de olieprijs met een kwart zal, indien de voorspelling natuurlijk uitkomt, een goede impuls kunnen geven aan de koers van de olieaandelen. Ook het Amerikaanse Energieagentschap (EIA) ziet dit jaar een licht herstel van de energieprijzen.
Was Shell in 2014 nog één van de best presterende aandelen in de Amsterdamse index, dit jaar is het één van de grote achterblijvers. Ik hoop u echter voldoende argumenten te hebben gegeven waarom dit niet terecht is.
Auteur heeft privé geen positie, cliënten van Fintessa hebben het aandeel Royal Dutch Shell in portefeuille. De redactie heeft geen positie in de genoemde effecten. Op dit artikel is onze disclaimer van toepassing.
Martine Hafkamp
Fintessa Vermogensbeheer
Een verwijzing voor de titelfoto van Lee Jordan: https://flic.kr/p/4AqnPX
Weet u toevallig ook wat de invloed is van Iran op dit artikel, aangezien dit een nieuwe ontwikkeling is. Hoe wordt dat in perspectief gesteld?