Japan is beleggingstechnisch de laatste jaren niet echt ‘the place to be’ geweest. Daar is een aantal oorzaken als de hoge begrotingstekorten, de grootste staatsschuld van alle ontwikkelde landen, de al enige tijd durende deflatie en de sterk vergrijzende bevolking, die bovendien (staats-)obligaties verkiest boven aandelen, debet aan. Als klap op de vuurpijl van de economische malaise verloor Japan onlangs ook nog eens zijn positie als de, na de Verenigde Staten, tweede economie ter wereld aan China, een plaats die Japan sinds 1968 bezette.
De hoge economische groei van buurland China (en andere landen in Zuid Oost Azië) mag Japan dan van de tweede positie hebben gestoten, die groei in de buurlanden pakt ook positief uit voor het Japanse bedrijfsleven. Van oudsher is Japan natuurlijk al één van de belangrijkste handelspartners in de regio. Door de grote vraag uit opkomende economieën profiteren Japanse bedrijven in belangrijke mate van de export naar China en de ‘Asian Tigers’.
De import van China is over heel 2010 met 39 procent toegenomen. Met 141 miljard dollar werd in december een nieuw maandrecord bereikt. Japan heeft voor China vele aantrekkelijke bedrijven in sectoren van de toekomst, zoals hoogtechnologische productieapparatuur en de klimaattechnologie (zonne-energie, hybride en elektrische auto’s en LED-verlichting). Maar ook naar Japanse auto’s is veel vraag in China en de andere opkomende economieën.
Nu de groeimarkten in Zuid Oost Azië te kampen hebben met forse inflatie, profiteert Japan daar op twee manieren van. Ten eerste zorgt hun hoge inflatie ervoor dat Japanse bedrijven makkelijker kunnen exporteren naar deze landen. Dit trekt de Japanse economie uit het slop. Ten tweede stroomt er veel kapitaal ter belegging uit de regio naar het stabielere Japan nu overheden van opkomende economieën allerlei beperkende maatregelen nemen om de inflatie in te dammen.
Het gaat dus steeds beter met Japan. De Japanse economie steeg over 2010 met 4,4 procent, ondanks een krimp in het vierde kwartaal. De Japanse productie nam over 2010 met 15,9 procent toe, de eerste stijging sinds drie jaar.
De groei van zowel de Japanse productie als de export wordt in de beurskoersen weerspiegeld. De Nikkei-index steeg dit jaar met ruim 2 procent. Sinds november vorig jaar is de index zelfs gestegen met circa 14 procent. De relatief achtergebleven Japanse aandelen zijn momenteel dus met een inhaalrace bezig.
Bovendien zit het Japanse bedrijfsleven op een berg cash van meer dan 1800 miljard euro en is de helft van alle beursgenoteerde, niet-financiële ondernemingen schuldenvrij. Daarom zou 2011 het jaar van de Japanse fusies en overnames kunnen gaan worden. Het Japanse bedrijfsleven wil en moet groeien en wel in het buitenland. Als gevolg van de heersende deflatie is investeren in het eigen land immers niet verstandig. Ten opzichte van de Eurozone en de Verenigde Staten is Japan laat begonnen met investeren in de opkomende economieën. Deze achterstand moet nu ingehaald worden en dat mag wat kosten. De Japanse overheid stimuleert dit bovendien met nieuwe, gunstige boekhoudregels.
Genoeg redenen dus om het, afhankelijk van uw beleggingsdoelstelling en risicoprofiel, weer eens in Japan te proberen met een (klein) deel van uw beleggingskapitaal. Het is verstandig om dat te doen via een beleggingsfonds in euro’s om zo min mogelijk last te hebben van de negatieve correlatie tussen de Yen en de Japanse beurs. Overigens neemt de kracht van de Yen de laatste weken af door de door S&P verlaagde credit rating van Japan en de verlaagde outlook door Moody’s. Maar, ook dit is gunstig voor de Japanse exporteurs.
Martine Hafkamp
Fintessa Vermogensbeheer