De zo gewenste verbetering van de economische indicatoren in de V.S. heeft in de loop van 2013 gestalte gekregen. En daarmee is de speculatie op gang gekomen dat het einde van de monetaire verruiming door de Fed wel eens in zicht zou kunnen zijn. Loopt dan ook de stijging van de S&P (20% dit jaar) op zijn einde?
De Amerikaanse monetaire autoriteiten hebben in het verleden aangegeven met behulp van maandelijkse aankopen voor US$ 85 mrd aan obligaties en hypotheekgerelateerde producten de kapitaalmarkten te blijven ondersteunen. Men gaat hiermee door tot de economie het weer op eigen kracht kan doen met als meest concrete maatstaf een werkloosheidspercentage van 6,5%.
Ondanks de fiscale (automatische) rem die dit jaar op de economie is gezet van zo’n 1,5%, kan de economische groei tegen het einde van het jaar toch tot 2,5 à 3% zijn opgelopen om in 2014 naar 3 à 3,5% te stijgen.. Dat geeft dit sterke onderliggende kracht van de particuliere sector weer.
Vanaf het hoogste punt in april 2010 (9,9%) is het werkloosheidspercentage elke 12 maanden met 0,8 punten teruggelopen tot 7,5% nu (zie grafiek). Dat zou betekenen dat het in het huidige tempo
nog een jaar duurt voordat de 6,5% is gehaald. Maar er zijn andere indicatoren die aangeven dat het wat sneller kan. Niet zozeer het aantal maandelijkse nieuwe banen dat wordt gecreëerd – want dat valt tegen – als wel de initial jobless claims (nieuwe werkloosheidsaanvragen; zie grafiek) die nu snel dalen: a.s. donderdag wordt dit cijfer weer bekend gemaakt.
Ook elders in de economie zijn duidelijke verbeteringen zichtbaar. De huizenmarkt laat al langer een herstel zien, maar ook de industrie doet het beter, Ik laat één grafiek zien, die van de nieuwe orders voor duurzame goederen.
De kredietverlening begint ook weer op gang te komen. De laatste kwartaalenquête op dit gebied – Senior Loan Officer Opinion Survey –uit april gaf aan dat banken beginnen meer uit te lenen, in de eerste plaats in de huizensector, maar heel langzaam ook aan bedrijven en particulieren.
Dit alles suggereert dat de economie weer op stoom komt en dat de enorme monetaire steun kan worden afgebouwd. De grafiek geeft de ontwikkeling van de monetaire basis weer.
Bij de laatste vergadering van het beleidsbepalende Federal Open Market Committee was er geen eenduidig antwoord wanneer de steun zou worden afgebouwd. Zie ook: De markt wikt, maar Bernanke beschikt. Voorzitter Bernanke was heel voorzichtig, maar de financiële markten concludeerden o.a. uit oudere notulen dat het einde van easy money (Quantitative Easing) in zicht is.
En voor wie het effect heeft gevolgd van de verschillende QE-programma’s sinds 2009 op de beurskoersen, zal gauw geneigd zijn om met het einde van het huidige programma, ook een daling van de aandelenkoersen te voorzien. Op de obligatiemarkt is te zien dat de rente op 10 jaars Treasuries vanaf begin mei al begon te anticiperen op een afbouw (grafiek).
Maar tot een daling van de beurzen hoeft het niet te komen, als:
– Bernanke er in slaagt de markten te overtuigen dat het voorlopig niet zo’n vaart zal lopen met de afbouw van de verruiming, of dat dit in elk geval zo langzaam gaat dat het de markten niet treft;
– De reële economie trekt gestaag verder aan en versnelt misschien zelfs om op eigen kracht voldoende groei te laten zien. De Amerikaanse consumenten worden hierbij geholpen door bijvoorbeeld lagere energieprijzen.
Maar ook als aan beide punten is voldaan is het nog de vraag of de aandelenkoersen al niet teveel/voldoende zijn vooruitgelopen op dat economisch herstel, ofwel het bezit van de zaak is het einde van het vermaak?
Wie het antwoord probeert te vinden via de vraag naar de waardering van Amerikaanse aandelen zal het niet makkelijk krijgen. Een rondje langs de velden levert evenveel verschillende antwoorden op als er analisten zijn. Bijvoorbeeld de Schiller koers-winstverhouding waarbij de winsten over 10 jaar gecorrigeerd voor inflatie aan de koersen worden gerelateerd (PE van 23), wijzen op een “dure” beurs. Maar wie gebruik maakt van toekomstige winsten, zal niet alleen een inschatting moeten maken van de kracht het herstel, maar ook iets over de rest van de wereldeconomie moeten zeggen. De recente winstontwikkeling van de S&P500-ondernemingen viel wat tegen, maar dat kan juist beter worden als het herstel doorzet.
Met het einde van de monetaire stimulering in zicht, lijkt het logisch dat de Amerikaanse beurzen even een pas op de plaats maken. Of de opgaande lijn daarna weer opgepakt kan worden, zal moeten worden afgewacht en hangt mede af van de kracht van het economisch herstel. Europa zal hier ook de gevolgen van ondervinden, maar heeft voorlopig nog genoeg eigen problemen.
Franke J. Burink
Castanje Vermogensbeheer
Ik denk dat als QE stopt zonder noemenswaardige inflatie er veel hogere koersen mogelijk zijn. Het is daarom verstandig om de prijs van goud in de gaten te houden. Hogere goudprijs betekent hogere inflatieverwachtingen en daarom lagere beurskoersen.
Goud en aandelen hebben geen correlatie. De beursstijging is zeker voorbij, maar het stoppen van QE is niet de oorzaak, maar zal wel als ‘verklaring’ worden gegeven…