Een van de wezenlijke kenmerken van de vroege 21ste eeuw is de komeetachtige opkomst van Azië als een nieuw centrum van economische macht. De schijnbaar onstuitbare opmars van dat werelddeel is voor de US Council on Competitiveness aanleiding geweest om een Global Manufacturing Competitiveness Index te laten samen stellen. Bij the Council leeft de overtuiging dat industrie en industriële activiteiten van levensbelang zijn om investeringen aan te trekken, om te innoveren en om hoogwaardige banen te scheppen. De industrie fungeert derhalve als een vliegwiel, dat economische groei aanjaagt en daarmee dé bron is voor welvaart en welzijn. Industriële activiteiten omspannen in de 21ste eeuw meer dan het louter produceren van goederen. Het draait om ideeën, kennis, producten en diensten. Het mag dan ook geen wonder heten dat niet langer industriële sectoren uit verschillende landen met elkaar concurreren, maar dat meer en meer landen gaan concurreren. Het bezit van een dynamische industriële sector is een nationale prioriteit geworden. Zonder industrie geen bloeiende dienstensector is een uitkomst voor overheden om rekening mee te houden.
Winnaars en verliezers
Zoals bij alle onderzoeken bevat ook dit onderzoek een lijstje van voorwaarden waar landen aan moeten voldoen om mee te kunnen in de industriële vaart der volkeren. De meeste voorwaarden zijn al wel bekend, maar het kan geen kwaad om de belangrijkste nog eens op te sommen. De belangrijkste voorwaarde is volgens de deelnemers aan het onderzoek het voorhanden zijn van voldoende talent. Dat is minder vanzelfsprekend dan het lijkt. Nederland telt weliswaar veel hoogopgeleiden, maar er is een schreeuwend tekort aan hoogopgeleide technici en ingenieurs. Bovendien wordt allengs duidelijker dat de kwaliteit van bijvoorbeeld het HBO onderwijs in Nederland zorgwekkend genoemd mag worden. En dan is er natuurlijk het kostenaspect. Dat strekt verder dan de kosten voor arbeid, grondstoffen en energie. Minstens zo belangrijk zijn zaken als wetgeving, belastingklimaat, milieu en gezondheidszorg. Landen met de laagste kosten houden een streepje voor bij ondernemers, maar dan moet het innovatieve klimaat in een land ook in orde zijn. Lage kosten alleen zijn echt niet voldoende meer. Dat heeft alles te maken met de gewijzigde opvatting over wat industrie is, waar het voor staat. Hierboven hebben we gesproken over industrie als vliegwiel, als aanjager van allerhande activiteiten. De opstellers van het rapport spreken dan ook niet louter over industrie, maar over een postindustrieel ecosysteem. Een industriële activiteit is geen op zichzelf staande activiteit maar past in een groter geheel. Het is het samenspel van bedrijven, toeleveranciers, kennisinstituten en overheden.
De rol van de overheid
Het zal weinigen verrassen dat het onderzoek concludeert dat de industriële hegemonie langzaam aan het verhuizen is naar Azië. De dominante machten in de 21ste eeuw zullen China, India maar ook Zuid-Korea zijn. Tot nu toe onderscheiden ze zich van landen als bijvoorbeeld Mexico, maar ook van bijvoorbeeld Rusland en Brazilië. De winnaars zijn in eerste instantie op basis van loonkosten de strijd aangegaan om een industriële basis te vestigen. Ze hebben echter al heel snel begrepen, dat op basis van kosten alleen het spel niet te winnen is. Al heel snel zijn ze daarom gaan investeren in mensen en middelen om in de industriële waardeketen te stijgen. Anno 2010 hebben deze landen nog steeds een gematigde kostenstructuur, terwijl ze in de waardeketen naar de technologische top zijn opgeschoven.
Er is nog een aandachtspunt waar de winnaars van de 21ste eeuw zich onderscheiden van de grootmachten van de 20ste eeuw. We doelen hier op de rol van de overheid. In de visie van de 20ste eeuw moest de overheid zich onthouden van actieve bemoeienis. Bedrijven en sectoren concurreerden op de internationale markten. Overheden mochten hooguit op de achtergrond een ondersteunende rol spelen. De winnaars van vandaag kenmerken zich door een overheid, die actief en sturend optreedt. Hier en daar valt de term commando-economie te beluisteren. Dat klinkt negatief maar dat ontslaat Westerse overheden en beleidsmakers niet van de verplichting goed te kijken naar wat in Azië aan nieuwe opvattingen leeft. Voor zelfgenoegzaamheid is weinig reden meer.
Dalers
De winnaars van gisteren zijn de verliezers van vandaag. Dat is bijna een wetmatigheid. De verliezers van vandaag zijn de VS en de West-Europese landen. In de top 10 van competitief vermogen staat de VS op de vierde plaats en is Duitsland met een achtste plaats Het enige land uit het oude Europa dat in de top tien te vinden is, heet Duitsland. Zonder meer opvallend is de tiende plaats van Polen. Dit land heeft volgens de onderzoekers veel mogelijkheden om tot de winnaars van morgen te behoren. Voor de meeste Westerse landen voorziet het onderzoek een geleidelijk afglijden. Nederland staat nu zestiende maar zal deze positie onder de huidige omstandigheden zeker niet kunnen behouden, laat staan een plaatsje stijgen.
De wellicht meest tragische conclusie van het onderzoek is wel, dat het allengs verminderen van het concurrerend vermogen te wijten is aan state of the art opvattingen over verstandig beleid. Het gaat hier om het proces van outsourcen van industriële productie naar lage lonen landen. Het overplaatsten van de productie blijkt in de praktijk onherstelbare schade toe te brengen aan de waardeketen: research-design-productie-after sales. Door de productie weg te snijden uit de keten raken synergetische processen hopeloos verstoord. Te veel vormen van kennis, kunde en vaardigheden gaan verloren met het wegsijpelen van industriële activiteiten. De VS vormen hier een mooi en afschrikwekkend voorbeeld van. Is de productie eenmaal verdwenen, dan is het wachten op het vertrek van andere hoogwaardige activiteiten zoals research. In het afgelopen jaar heeft het hightech bedrijf Applied Materials zijn research naar China overgebracht. Het bleek in de praktijk beter om research en productie te koppelen. Volgens het blad Manufacturing and Technology News moeten de VS steeds meer hoogwaardige spullen als IT-technologie en vliegtuigmotoren importeren uit landen als China en Brazilië, terwijl het meer en meer laagwaardige spullen als papier en zaadolie exporteert.
Gaat het in Nederland beter? Niet als we kijken naar de exportstatistieken. Het aandeel van in Nederland geproduceerde industriële producten daalt sinds jaar en dag. Als we al producten exporteren dan gaat het in zeven van de tien gevallen om wederexport ofwel doorvoer.
Wat resteert
Het rapport is een groot pleidooi voor het herstel van de industriële kracht in de VS en West Europa. Dat is volgens de onderzoekers noodzakelijk om op termijn welvaart en welzijn te garanderen. Zonder een gezonde industriële basis is er geen bloeiende diensteneconomie mogelijk en ook geen kenniseconomie. Het rapport pleit voor herindustrialisering, maar constateert tevens dat door het outsourcingproces van de laatste jaren er tegelijkertijd heel veel kennis is verloren gegaan. Werknemers zijn ontslagen en hebben hun kennis meegenomen, maar houden die meestentijds niet op peil.
Is dan alles hopeloos en reddeloos? Nee, natuurlijk niet. Ondanks de neergang blijven de VS en West Europa relatief industriële zwaargewichten. Willen ze werkelijk herindustrialiseren, dan biedt de groene economie kansen. Die staat immers nog in de kinderschoenen en zodoende is er nog een ‘level playing field’.
Dr. C.A.M. Wijtvliet
corwijtvliet@dekritischebelegger.nl
De auteur is zelfstandig gevestigd analist. Hij schrijft over uiteenlopende onderwerpen die de beleggingswereld raken. Daarnaast geeft hij lezingen en presentaties.