Voor het eerst in drie jaar verhoogde afgelopen donderdag de Europese Centrale Bank de rente met 25 basispunten naar 1,25 procent. De inflatie in de eurozone kwam in maart uit op 2,6 procent. Zoals bekend is één van de kerndoelstellingen van de ECB om de inflatie niet structureel hoger dan 2 procent te laten zijn.
Analisten verwachten dat de inflatie in de eurozone mede onder invloed van stijgende voedsel- en energieprijzen dit jaar zelfs 3 procent zou kunnen bedragen. Een aantal marktpartijen acht het daarom waarschijnlijk dat de korte rente aan het eind van het jaar zal zijn verhoogd tot 2 procent. Voor de noordelijke landen van de Eurozone kwam de renteverhoging als geroepen.
Hoe anders is dat voor een aantal andere Europese landen. Eindelijk is wat betreft de aanvraag van Portugal voor steun van het Europees noodfonds de kogel (eindelijk) door de kerk. Dit nieuws werd min of meer ter kennisgeving aangenomen. Het is pas een jaar geleden dat Griekenland aanklopte voor een Europese bailout om de ontstane schuldenproblematiek het hoofd te bieden. Na veel vijven en zessen werd er consensus bereikt in de vorm van een noodvoorzieningenfonds voor steun aan de zwakke broeders. Griekenland had als paard van Troje wel een paar maanden een negatief effect op de aandelenindices, de waarde van de euro en de hoogte van de marktrente die andere landen moeten betalen.
Toen na lang aandringen Ierland afgelopen december een beroep deed op het Europees noodfonds waren de financiële perikelen enkele weken onrustig. Gek genoeg is sinds de aankondiging van Portugal om bij Europa aan te kloppen voor steun, de euro in waarde gestegen. Dit is vooral te verklaren, omdat de situatie in Portugal was voorzien. Financiële markten waren er zeker van dat Portugal de hand moest ophouden nadat het Portugese parlement de bezuinigingsplannen van premier Socrates had afgewezen en het kabinet was gevallen.
Verdere renteverhogingen kunnen slecht uitpakken voor Griekenland, Spanje, Ierland en Portugal. Landen waarin de publieke sector van oudsher vaak werkt met korte termijn financieringen. Het heeft tevens een negatieve impact op landen met een hoge staatsschuld ten opzichte van het BBP, omdat dit deze landen dwingt meer rente aftelossen.
De rente op Spaanse obligaties is gedaald richting 5 procent. Helaas is dat nog steeds niet ver verwijderd van de kritieke grens van 6 procent, die het land naar verwachting niet zou kunnen betalen. Spanje heeft de staatshuishouding wat weten op te schonen, maar gaat nog steeds gebukt onder een werkloosheid van ruim 20 procent. Werkgelegenheid is echter de aanjager van consumptie en economische productie.
De markten lijken ervan overtuigd geraakt dat Spanje geen beroep zal hoeven doen op het Europees noodfonds. Hiermee is nog niet het gevaar geweken voor Spanje omdat een voortgaande reeks van renteverhogingen door de ECB invloed zal hebben op de Spaanse economie. Hierbij wordt vaak gedacht aan een oplopende rente op de Spaanse staatschulden, maar een groter probleem schuilt in het feit dat meer dan 90 procent van de Spaanse hypotheken gedeeltelijk of volledig afhankelijk zijn van de kortlopende rente. Spaanse economen becijferden onlangs dat een rentestand van 1,75 procent zou betekenen dat de gemiddelde hypotheeklasten voor Spaanse huishoudens met 1.000 euro per jaar toenemen. Tel daar ook nog eens de gestegen prijzen voor energie en brandstof op…
Trichet moest kiezen uit twee kwaden. De recente renteverhoging zou de tweedeling die is ontstaan sinds het uitbreken van de Europese staatschuldencrisis kunnen verbreden. Daarom kunnen banken nog steeds bijna ongelimiteerd lenen bij de ECB en houdt de centrale bank de mogelijkheid open om obligaties van probleemlanden op te kopen.
De noordelijke landen zoals Duitsland, Nederland, Finland en Frankrijk lijken gebaat bij de ingezette rentepolitiek. Een hogere rente zal de genoemde landen niet in moeilijkheden brengen.
De verschillen verhouden zich niet louter in de rentepolitiek. Ook als we kijken naar industriële groeicijfers lijkt een tweedeling te ontstaan. Duitsland rapporteerde over februari een industriële groei van 1,6 procent. De ramingen voor de economische groei voor dit jaar zijn door de diverse instituten en Duitse regering eveneens opwaarts bijgesteld. Zo verwacht de Duitse regering nu dat de economie dit jaar met 2,5 procent zal groeien. Eerder ging men uit van een toename van 2,3 procent.
Dit bewijst des te meer dat de verschillen in Europa heel groot zijn en dat de nu ingezette tendens van renteverhogingen aan beide kanten van de medaille haar uitwerking zal hebben. De tijd zal leren wie er aan het langste eind trekt.
Martine Hafkamp
Fintessa Vermogensbeheer