Enkele weken geleden verscheen de Financial Stability Review (FSR) van de Europese Centrale Bank . Het boekwerk geeft een beeld van de ontwikkelingen op de wereldwijde financiële markten in de eerste helft van 2009. De nadruk daarbij ligt (uiteraard) op de EU-zone.
Het is niet direct literatuur die je voor je plezier op het strand of in de tuin tot je neemt, maar het heeft wel iets indringends. Het FSR biedt een overzicht van de grote problemen waarmee banken te kampen kregen in het laatste kwartaal van 2008 en het eerste kwartaal van 2009.
Het rapport opent met de vaststelling dat het sinds de publicatie van de vorige review in december 2008 de macro-economische omstandigheden niet gunstig zijn geweest voor de financiële markten in de EU-zone. Dat is een open deur, maar in Europa heeft te lang ten onrechte het idee geleefd dat het hier allemaal wel zou meevallen.
De tegenvallende groei heeft als consequentie dat banken problemen houden met het op orde brengen van hun balansen. De waardebepaling van een steeds grotere groep activa/bezittingen blijft een probleem van de eerste orde en de kans dat banken in de nabije toekomst opnieuw voor substantiële bedragen moeten afschrijven, neemt toe naarmate de crisis langer voortwoekert.
Dat verhoogt niet bepaald het vertrouwen van potentiële investeerders en beleggende partijen en dat vertaalt zich weer in hogere kosten voor de banken om vermogen aan te trekken( de zogeheten funding). De marktwaarde van bankaandelen wil nog weleens dalen tot onder de boekwaarde.
De reactie van de grote banken tot dusverre is er een geweest te pogen de schuldposities en risico’s op hun balansen af te bouwen. Deze strategie is niet erg succesvol geweest, omdat op de onrustige markten hier weinig belangstelling voor was.
Een tweede strategie van banken die niet goed uitpakte was de verhoging van de kosten voor kredietverlening. Als de banken al krediet wilden verschaffen. Deze wijze van werken had slechte gevolgen voor sectoren die afhankelijk waren en zijn van kredietverlening. Bedrijven die in de problemen komen, kunnen een nieuwe bedreiging vormen voor de wankele gezondheid van veel banken en daarmee een bedreiging vormen voor de financiële stabiliteit in de EU.
Dat vooruitzicht heeft overheden en centrale bankiers bewogen de financiële sector op verschillende manieren te hulp te schieten door bijvoorbeeld de rente naar een historisch laag niveau te verlagen of door garanties op leningen af te geven en door nieuw vermogen te injecteren.
Het FSR concludeert dat al deze maatregelen effect hebben maar dat het nog veel te vroeg is om hosanna te roepen. Weliswaar lijken de problemen op de geldmarkt grotendeels opgelost, maar heeft het wantrouwen bij kredietverlening zich verplaatst naar de professionele financieringspartijen.
Dat is terug te zien aan de korte looptijd van veel nieuwe schulden en dat kan de komende kwartalen voor veel onrust zorgen als deze schulden doorgerold of geherfinancierd moeten worden. Om dit probleem voor te zijn, hebben banken gepoogd meer spaargeld aan trekken.
Na aandelen vormen spaartegoeden de meest betrouwbare funding. Nadat in september 2008 de onrust op de financiële markten was losgebarsten, na het omvallen van Lehman Brothers, bleek hoe lichtzinnig banken met deze solide manier van funding waren omgesprongen.
In die dagen kwam een zogeheten ‘customer funding gap’ aan het licht; het verschil tussen aangetrokken spaargelden en de uitgeleende gelden. Maar het waren ook de dagen van een geldmarkt die niet wilde functioneren. Toen de crisis zich in volle hevigheid openbaarde, zakte ook de winstgevendheid van banken ineen en daarmee de capaciteit om te reserveren en zo het eigen vermogen te verstevigen. Dat was nodig om het wantrouwen bij beleggers en investeerders weg te nemen.
Juist in deze moeilijke omstandigheden restte banken weinig anders dan aandelen uitgeven tegen zeer scherpe voorwaarden. Desondanks slaagden de grote banken erin € 46 miljard uit de markt te halen. Het bedrag bleek echter onvoldoende om te compenseren voor de afschrijvingen en opgelopen verliezen. Op dit punt, oktober 2008, intervenieerden overheden met een reeks van maatregelen, waaronder het geleidelijk injecteren van € 64 miljard aan nieuw eigen vermogen.
Uiteindelijk hebben de gezamenlijke inspanningen van banken (afbouwen van schulden en risico’s op de balans) en van de ECB en overheden geresulteerd in betere vermogensverhoudingen bij banken. De zogeheten mediane Tier-1-ratio verbeterde van 10,5% in 2007 naar 12,2% in 2008.
Dat is waarschijnlijk ook de reden dat de koersen van banken geleidelijk omhooggingen. Het neemt echter allemaal niet weg, dat banken nog steeds kampen met in essentie dezelfde problemen als pakweg een jaar geleden.
Op de financiële markten leven nog steeds twijfels over de kwaliteit van de vermogensbuffers van banken, over de betrouwbaarheid van Tier-1 als ratio naast vragen over de waardebepaling van veel activa, vragen over de mogelijkheid de kwaliteit van de winst te verbeteren en vragen over de manieren van funden, waarbij de rol van de centrale banken te groot is.
Wilt u op de hoogte blijven van de laatste berichten en opinies van De Kritische Belegger?:
Wilt u op de hoogte blijven van de ontwikkelingen? Meld u zich dan aan voor de gratis e-mail alert service. Klik hier
Cor Wijtvliet
Wijtvliet Research
Analyse, commentaar en presentatie
corwijtvliet@dekritischebelegger.nl