In tijden van nood is iedereen op zoek naar een veilige haven. In 2008 nam China de traditionele rol van de VS over als locomotief voor de wereldeconomie. Het land wist zich verrassend snel te herstellen van de crisis op de financiële markten. Een ‘luttele’ som van Euro 500 miljard was voldoende stimulans om de groei te herstellen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat menigeen op zoek naar stabiliteit en groei nu opnieuw de blik oostwaarts richt.
Track record
Als het om economische groei gaat, kan het land bogen op een geweldige track record. Sinds de dood van Mao heeft het land zich onstuimig ontwikkeld, waarbij percentages van 9% of 10% eerder regel dan uitzondering waren. Op het eerste gezicht is er weinig reden om aan te nemen dat dit patroon van exceptionele groei spoedig gaat veranderen. De levensstandaard van de bevolking is er nog steeds een van een derde wereldland. Er moet nog heel wat groei verstouwd worden voordat het welvaartsniveau zelfs meer in de buurt komt van wat gebruikelijk is in het westen.
Daar staat tegenover dat er aan de Chinese groeispurt nogal wat haken en ogen zitten. Zo is het beslag op de natuurlijke rijkdommen van een tot dusver ongekende omvang. Hoe lang gaat dat nog goed? Een ander probleem kan de houding van de bevolking ten opzichte van de communistische partij worden. Tot dusverre heeft de nieuwe middenklasse vrede met de huidige politieke gang van zaken. Maar ook hier dringt de vraag zich op hoe lang dat nog goed blijft gaan. (David Piling, China crashes into a middle class revolt, Financial Times, 4 augustus 2011 en David Piling, China’s risky game of cat and mouse censorship, Financial Times, 18 augustus 2011)
Resultaten uit het verleden
Het trackrecord van China is sinds 1978 meer dan uitstekend, maar zoals het gezegde luidt: resultaten uit verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Er is voldoende reden om bezorgd te zijn. De Chinezen zelf zijn helemaal niet zo gerust op de (nabije) toekomst. Nog onlangs omschreef premier Wen Jiabao de economie als instabiel. (Martin Wolf, How China could yet fail like Japan, Financial Times, 15 juni 2011)
Het 12de vijfjarenplan pleit in dat kader voor een fundamentele wijziging van de Chinese economie. Het tempo van de groei moet terug naar 7%. De structuur van een economie die drijft op investeringen in industriële capaciteit moet omgebouwd worden naar een economie waar de consument meer aan zijn trekken komt. Dat klink mooi, maar de ervaring leert dat een dergelijk transitieproces niet zonder horten of stoten verloopt.
Het hoge niveau van kapitaalsinvesteringen was mede mogelijk door de bestedingsruimte van de burger kunstmatig te beperken. De expansie wordt in feite gesubsidieerd door de burger tekort te doen. Het noodzakelijkerwijs opheffen van deze bestedingsbeperking zal uitmonden in een forse krimp van investeringen en productiviteit. Dat bewijst in ieder geval de Japanse ervaring in de jaren negentig van de vorige eeuw.
Zoals de zaken er nu voorstaan lijkt China aan de vooravond te staan van een forse economische klap. (Georg Magnus, China risks credit-fuelled Minsky moment, Financial Times, 3 mei 2011) Veel investeringen kunnen amper renderen zonder de kunstmatige barrières. Die barrières houden de rente kunstmatig laag en dat heeft de kredietintensiteit van de economie een ongezonde stimulans gegeven. Het effect van het hoge niveau van kredietverlening is echter omgekeerd evenredig aan de omvang. Voor iedere punt groei van de economie is in 2011 een kredietverlening van 4.3 punt nodig. In 2009 was de verhouding 1:1,3.
Het afnemen van de effectiviteit is begrijpelijk, wanneer men bedenkt dat het niveau van investeringen in 2011 ongeveer 47% van het BNP bedraagt. Als de economische groei zou terug gaan vallen naar de beoogde 7% dan kunnen investeringen met ongeveer 15% dalen. Dat zou helmaal niet rampzalig zijn. Maar als die daling gepaard gaat met een verschuiving van inkomen naar de consument, dan zou de daling van het investeringsniveau nog veel groter kunnen uitvallen.
Van een motor voor groei zouden de investeringen een bron van stagnatie kunnen worden. De weg naar een economie die steunt op een lagere groei en meer consumptie zou wel eens een lange en hobbelige kunnen zijn. Ook hier fungeert Japan als getuige à charge.
Dr. C.A.M. Wijtvliet
corwijtvliet@dekritischebelegger.nl
De auteur is zelfstandig gevestigd analist. Hij schrijft over uiteenlopende onderwerpen die de beleggingswereld raken. Daarnaast geeft hij lezingen en presentaties. De auteur is als partner verbonden aan De Weygerbergen, bureau voor performancemeting en vermogensbegeleiding in Eindhoven, www.Weygerbergen.com. Hij schrijft zijn columns op persoonlijke titel.