Zo zoetjes aan is iedereen, die het kan weten, het eens: de grote recessie van 2008 is nagenoeg voorbij. Het is weer mogelijk met vertrouwen naar de toekomst te kijken. Dan dringt een belangrijke vraag zich op: zal het allemaal weer worden zoals vòòr 2008. Dan zijn de geleerden het een stuk minder eens. Een groeiend aantal meent, dat de recessie van 2008 een waterscheiding markeert in de economische geschiedenis van de nog jonge 21ste eeuw.
Deze keer is het anders
Er is al vaker opgewezen en officiële cijfers van instellingen als de OECD en het IMF bevestigen het beeld keer op keer. Het herstel van de westerse economieën is op zijn best als halfhartig te omschrijven. De EU mag rekenen op een groei van ongeveer 1,6% -1,8% in de komende twee jaren. De VS doen het traditiegetrouw beter, maar het groeitempo zal niet de 3% overstijgen. Dat is weinig vergeleken met eerdere periodes van herstel. Toen bedroeg het tempo van herstel zeker het dubbele van nu. De werkelijke dragers van het herstel zijn te vinden in het Oosten. De Aziatische tijgers bloeien als nimmer tevoren en ook China en India produceren groeicijfers waar het westen niet eens meer van durft te dromen.
De Grote Stagnatie
Hoe kan het dat het Westen zulke armetierige cijfers produceert? Zijn we hier dommer geworden, stommelen we hier van de ene crisis in de andere oorlog. Het antwoord is nee en nog eens nee. In de VS is onlangs een digitaal boekwerkje (klik hier om e-book te bestellen) verschenen dat een antwoord zoekt op deze vraag. De auteur beweert in essentie dat de VS hun technologische en innovatief elan hebben verloren. (Wat voor de VS opgaat, geldt uiteraard ook voor Europa). We, in het westen zitten nu op een technologisch plateau en zijn in afwachting van een nieuwe doorbraak. Volgens Cowen heeft het Westen in de naoorlogse periode van de 20ste eeuw zijn economie en welvaart gebouwd op de massieve omschakeling van landbouw naar industrie mede dankzij de introductie van de elektriciteit, de invoering van onderwijs voor iedereen, het opbouwen van een systeem van gezondheidszorg. Het uitnutten van al deze innovaties heeft geleid tot een explosie in productiviteit en welvaart. Volgens de auteur is al in de jaren zeventig min of meer een einde gekomen aan deze periode van fundamentele innovaties. Sindsdien kun je met enige overdrijving stellen, dat het meer van hetzelfde is geworden. Er is een veel groter verschil in het bezitten van een auto of het niet bezitten van een auto, dan het aanschaffen van een nieuwe versie. Als de auteur gelijk heeft, zou dat mede een verklaring kunnen bieden voor de al decennia aanhoudende stagnatie in de reële koopkracht in het westen. Het zou ook een waarschuwing moeten in houden voor landen als China en India die zich grotendeels langs dezelfde lijnen ontwikkelen.
En het Internet dan?
Hoe kan het Westen de huidige technologische stagnatie doorbreken om het huidige plateau te kunnen verlaten. Velen, zo niet iedereen, zijn geneigd naar het Internet te wijzen als panacee voor de huidige problemen. Cowen is daar niet zo zeker van. Verhogen Facebook en Twitter de productiviteit? Scheppen ze banen zoals vroeger bijvoorbeeld de auto-industrie? Cowen raakt hier een waar en gevoelig punt. Consumententechnologie betekent weinig voor het verbeteren van de productiviteit en dus voor het verbeteren van de economische groei en welvaart. Maar hopelijk snijdt Cowen hier een bocht af en trekt hij te snelle conclusies. Het belang van elektriciteit was minder het gegeven, dat de burger voortaan bij een peertje een boek kon lezen. Het werkelijke belang was, dat het bedrijven in staat stelde hun productieprocessen te reorganiseren en te verbeteren. Juist daardoor boomde de productiviteit. Er zijn prille aanwijzingen dat zulks nu ook staat te gebeuren. Bedrijven als Wal-Mart hebben dankzij het Internet hun logistiek kunnen verbeteren. Andere sectoren beginnen een voorbeeld te nemen aan de innovaties in de detail en het lijkt te helpen de productiviteit te verhogen. Met andere woorden het kost tijd, veel tijd voordat fundamentele innovaties doorgedrongen zijn in alle geledingen van de economie.
En dan nog
Cowen heeft gelijk als hij stelt dat het westen in een transitieperiode verkeert, dat zich bijvoorbeeld vertaalt in een versplintering van de arbeidsmarkt. De baan voor het leven is al bijna verdwenen. De midden- en lagere klassen zien hun koopkracht en welvaart dalen en alleen een happy few profiteert onevenredig van de huidige gang van zaken. Dat is een zeer zorgelijke ontwikkeling, waar politiek en beleidsmakers nog amper notie van hebben genomen. Maar is dat alles te wijten aan een gebrek aan innovatie? Je kunt ook het omgekeerde beweren. Juist het Internet maakt het mogelijk banen te exporteren of erger nog complete sectoren van de economie.
Wat moet er gebeuren? Misschien kan de geschiedenis soelaas bieden. Het waren innovaties als de elektriciteit die arbeidskrachten massaal verdreven uit de landbouw. Uiteindelijk bleek dat een blessing in disguise. Het duurt alleen erg lang en er zijn geen gemakkelijke oplossingen. Mooi boekje, dat van Cowen!
Dr. C.A.M. Wijtvliet
corwijtvliet@dekritischebelegger.nl
De auteur is onafhankelijk financieel analist. Hij is tevens partner bij De Weygerbergen, bureau voor performancemeting en vermogensbegeleiding in Eindhoven, www.Weygerbergen.com