Wat is er met China aan de hand?

Tot voor kort werden de beurzen wereldwijd geholpen door twee factoren: de push van de monetaire stimulering door de Amerikaanse Fed en de pull van de Chinese economische groei. Voorzitter Bernanke heeft een tapering in het vooruitzicht gesteld, een langzame afbouw van het “gratis geld”, omdat de Verenigde Staten weer op hun eigen benen kunnen staan. Zal de Chinese bijdrage aan de mondiale groei nog wel blijven voortduren?

Het Chinese voornemen om een economie gebaseerd op (zware) investeringen en export, ondersteund door bijna onbeperkte kredietverlening te hervormen naar een model op basis van groei van consumptie, innovatie en dienstensector gaat onvermijdelijk met overgangspijnen gepaard. De jaren van 10+% economische groei liggen al weer een tijd achter ons: zie grafiek

In het eerste kwartaal van 2013 bedroeg de groei 7,7% op jaarbasis, tegen 7,9% een kwartaal eerder. Ook voor het tweede kwartaal indiceren de macro-data een verdere afzwakking van de groei. Zo steeg de industriële productie met 9,2% y-o-y, opnieuw onder de”normale” 10%. De export nam met slechts 1% groei toe en de invoer daalde zelfs.

Wat nog wel groeide waren de detailhandelsverkopen (cijfers vanaf 2011 beschikbaar) die 12,9% groeiden, minder dan de overheidsdoelstelling van +14,5%. Dit is niet voldoende om de zwakten in andere sectoren te compenseren. Ook andere indicatoren overtuigen niet. De Purchasing Managers Index blijft rond de 50 hangen, de scheidslijn tussen groei en neergang.

Langzamerhand wordt ook de depreciatie van de Japanse Yen een probleem voor de Chinese exportbedrijven. Volgens Charles Dumas in de Financial Times van 3 juni is de Renminbi inmiddels 33% overgewaardeerd. Sinds het loslaten van de vaste koers van 8,28 yuan/dollar in 2005, zijn de Chinese arbeidskosten per eenheid product met 7% per jaar gestegen en de munt met 4%, samen een jaarlijkse “verslechtering”van 11%.

Grafiek: Yuan per dollar

Bedrijven moeten hun prijzen verlagen om geen marktaandeel op hun exportmarkten te verliezen. Maar met arbeidskosten p.e.p. die nog steeds met 5% groeien gat dit ten koste van de winstgevendheid. De slechte resultaten van de Chinese beurzen houden hiermee direct verband. Ook de lagere grondstoffenprijzen worden wel toegeschreven aan de teruglopende Chinese prestaties.

Toch zijn er voldoende analisten die de daling van de economische groei als tijdelijk voorzien en voor 2014 en 2015 weer groeipercentages van duidelijk boven de 8% verwachten in lijn met het herstel in de VS.

Maar deze mening wordt zeker niet door iedereen gedeeld. Bijvoorbeeld GK Dragonomics, gespecialiseerd in China research, verwacht dat de groeipercentages naar 6% zullen terugzakken.

Doemdenkers vestigen al langer de aandacht op de zeer hoge kredietgroei of wel de kredietbubble die op het punt van springen staat. Rating Agency Fitch wijst erop dat de totale kredietverlening sinds 2008 van $ 9.000 mrd is toegenomen tot $ 23.000 mrd, een toename ter grootte van ongeveer het gehele Amerikaanse commerciële bankwezen. Het totale verstrekte krediet beloopt nu 200% van het BBP, tegenover 75% vijf jaar eerder. Maar de groeibijdrage van deze krediettsunami wordt steeds kleiner. Elke extra yuan aan leningen geeft nog maar 0,15% extra groei, tegenover 0,85% vier jaar geleden. Teveel geld gaat naar niet-renderende projecten van bijvoorbeeld lagere overheden.

Waar banken te maken hebben met strenge regels en met lage depositotarieven, floreert het zgn. schaduwbankieren (trusts, beleggingsfondsen, off shore instrumenten, enz.) dat tegemoet komt aan de wens van het publiek naar krediet ( de helft van de nieuwe kredieten) en naar hogere rente- vergoedingen. Banken, met name kleine banken die hieraan meedoen, kunnen zich alleen financieren door op de geldmarkt telkens kort te lenen. Zij ontberen de brede klantenbasis om voldoende spaargelden aan te trekken om zo op de kwartaalultimo’s aan de liquiditeitseisen te voldoen.
Op 24 juni gaf de People’s Bank of China (PBOC), de centrale bank, een teken dat er iets moest veranderen. Zij verschafte niet langer onbeperkte liquiditeit aan de markt en de interbancaire tarieven spoten omhoog naar meer dan 13%. Het leek er even op dat China haar eigen Lehman-moment kreeg. De dag erop begon de PBOC de markt weer van voldoende liquiditeiten te voorzien en markten begonnen tot rust te komen.
Het signaal is duidelijk. Er moet wat veranderen en desnoods is de PBOC (lees: Peking) bereid om banken pijn te laten lijden of zelfs failliet te laten gaan. Onvermijdelijks zullen de lokale overheden die zeer afhankelijk zijn van de banken hiervan de gevolgen ondervinden.

Bij de hervormingen die de president Xi Jinping voorstaat behoort ook verdere liberalisering van de financiële sector. Slechte leningen zullen afgeschreven moeten worden. Dit kost tijd en kan in eerste instantie ten koste gaan van de economische groei.
Als de regering bereid is de makkelijke weg om meer economische groei te halen, namelijk door de kredietkraan open te laten, te verlaten en economische hervormingen door te voeren, dan is het duidelijk dat de groei eerst zal terugvallen. Het antwoord op de vraag die aan het begin werd gesteld luidt dan dat de wereld steeds minder op China hoeft te rekenen, maar de bidrage is nog wel positief.

Franke J. Burink

De auteur van deze column gaat de komende weken zelf kijken naar het Chinese wonder. Belangstellenden kunnen zijn toeristisch-economische observaties op een blog volgen.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.