Spaarrekening als ghostbuster?

In de vorige column heb ik een onderscheid gemaakt tussen drie pijlers die tezamen jouw pensioen vormen. Hierbij gaat het om de AOW (pijler 1), het arbeidspensioen (pijler 2) en het -eventuele- aanvullende pensioen dat je zelf opbouwt (pijler 3). Conclusie van het verhaal: de derde pijler van het pensioen verdient de nodige aandacht, vooral nu de onzekerheid rond het pensioen dat via de werkgever wordt opgebouwd, toeneemt. Tijd dus, om die derde pijler eens onder de loep te nemen.

Nog even for the record: een oplettende lezer wees mij -terecht- op het bestaan van een vierde pijler. In die verdelingsvariant wordt met pijler 3 alleen gedoeld op lijfrenten, terwijl pijler 4 bestaat uit eigen spaargelden en beleggingen ten behoeve van het pensioen. Tegenwoordig worden de derde en de vierde pijler door veel ‘pensioenuitleggers’ samengetrokken: pijler 3 is dan de pijler die zowel uit lijfrenten als spaargelden en beleggingen bestaat. Kortom, alle pensioenfaciliteiten waarvoor je zelf actief zorg draagt. Omwille van de overzichtelijkheid blijf ik hier de structuur van drie pijlers hanteren.

Open deur: beleggen is risicovol

In deze column wil ik stilstaan bij de vraag, of je het beste kunt sparen of beleggen voor je (aanvullend) pensioen. Centrale gedachte daarbij is de verhouding tussen risico en rendement: vandaag sta ik vooral stil bij het risicoaspect, in de volgende column komt het rendement aan de orde. Dat beleggen risico’s met zich meebrengt, behoeft nauwelijks toelichting. Laatste dramatische wapenfeit was natuurlijk de kredietcrisis, waarbij veel aandelenbeurzen in korte tijd (vele) tientallen procenten daalden. En hoewel de aandelenindices sinds het voorjaar van 2009 een ferm herstel hebben ingezet, likken veel beleggers nog altijd hun wonden. Het is een deur die al heel lang wagenwijd openstaat: beleggen is risicovol.

DSB en Icesave…

Diezelfde kredietcrisis heeft nog iets duidelijk gemaakt: ook sparen kan risico’s met zich meebrengen. Wat velen niet voor mogelijk hielden, werd in de afgelopen jaren realiteit: banken vielen om. Natuurlijk, er bestaan vangnetten zoals het depositogarantiestelsel. Naar aanleiding van de kredietcrisis is de dekking voor spaargelden in Nederland verhoogd tot € 100.000 per persoon per instelling, dus ongeacht het aantal rekeningen dat je bij een instelling aanhoudt. Deze (al eerder verlengde) regeling blijft in de toekomst van kracht, aangezien de Europese wetgeving vereist dat lidstaten vanaf 31 december 2010 een dekking van € 100.000 hanteren. Dit is een substantieel bedrag. Aan de andere kant: spaarders die meerdere tonnen op een rekening stallen, lopen het risico dat zij bij een bankfaillissement maar een beperkt deel van hun tegoeden terugkrijgen. Bovendien wordt er vanuit het depositogarantiestelsel pas een uitkering gedaan nadat eventuele schulden (hypotheek, consumptief krediet et cetera) bij de failliete bank zijn verrekend met de spaartegoeden. Ook daar zitten dus nogal wat haken en ogen aan.

Ja, als spaarder weet je waar je aan toe bent. Je zult niet aan het eind van een willekeurig jaar tegen een verlies van 10% of 20% aankijken, zoals dat bij een belegging in, bijvoorbeeld, aandelen wel zou kunnen gebeuren. Onder normale omstandigheden behaal je als spaarder het rendement zoals je dat met je bank hebt afgesproken (de rente op je spaarrekening). Maar zodra het financiële systeem onder druk komt te staan, zoals dat gebeurde tijdens de kredietcrisis, wordt duidelijk dat sparen ook niet zonder risico’s is.

Spaarrekening als ghostbuster?

Beleggen en sparen: aan beide manieren van ‘geld opzij zetten’ kleven risico’s. We kunnen stellen dat, bankfaillissementen daargelaten, beleggen in ieder geval op de korte termijn meer risico’s met zich meebrengt. Aandelen, beleggingsfondsen en indextrackers kunnen in waarde dalen, dat geldt niet voor het saldo op een spaarrekening. Nou ja, bij die laatste uitspraak zijn natuurlijk wel kanttekeningen te plaatsen. Het saldo op je spaarrekening kan weliswaar niet dalen, door inflatie kan de waarde ervan wel omlaag gaan. Het Centraal Bureau voor de Statistiek becijferde deze maand dat de inflatie in september licht is gestegen, tot 1,6%. Dit is overigens lager dan het gemiddelde over de afgelopen 13 jaar: ruim 2%.

Het inflatiespook kan spaarders en beleggers nogal wat angst aanjagen, en terecht. Om te voorkomen dat jouw aanvullende pensioen in een ‘spookhuis’ verandert, zal er dus voldoende rendement gemaakt moeten worden. Het is maar de vraag of een spaarrekening daarbij een effectieve ghostbuster is.

Allard Gunnink
CoBeleggen

Disclaimer
Allard Gunnink  is als redacteur en columnist betrokken bij CoBeleggen, een initiatief van de Beleggers Coöperatie. Deze column is niet bedoeld als beleggingsadvies. De auteur kan posities hebben in (beleggingsinstrumenten op) onderliggende waarden die hij beschrijft.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.